naar de inhoud
alle locaties

Weeshuis Medemblik

Van wezen tot bejaarden In de schaduw van de eeuwenoude Bonifaciuskerk in Medemblik trekt een ander monument de aandacht: het poortgebouw van het naastgelegen voormalig Gereformeerd Weeshuis. Het bouwwerk aan de Torenstraat 13 dateert uit 1785 en valt vooral op door de voorgevel, met in zandsteen het stadswapen en een voorstelling van vier levensgrote weeskinderen. Twee daarvan komen uit de stad Medemblik, gelet op de gouden streepjes op hun kleding die naar het stadswapen verwijzen, de twee andere wezen zijn van buiten de stad. De gevel van het weeshuis uit 1785 met een geschilderd reliëf met vier weeskinderen. (Foto TM) De toegangspoort tot het poortgebouw, bekroond met het wapen van Medemblik. De foto dateert van onstreeks 1925. (WFA) Tegen het eind van de Late Middeleeuwen gingen de meeste stadsbesturen er toe over speciale zorg aan de talrijke wezen te besteden. In de snel groeiende steden kwamen besmettelijke en vaak dodelijke ziektes voor, zoals dysenterie, cholera en pest. Veel kinderen werden daardoor wees en gingen noodgedwongen zwerven en bedelen. Stadsbestuurders wilden bronnen van onrust zoals bedelarij bestrijden. Vanaf ongeveer 1500 werd de wezenzorg afgezonderd van andere soorten opvang. Het oudste speciaal als zodanig gebouwde weeshuis in de noordelijke Nederlanden kwam in 1491 in Utrecht tot stand. Armenzorg Voor 1500 werden er ook al wezen onder de hoede van het stadsbestuur gesteld. Het waren bijvoorbeeld de Heilige Geestmeesters (armenmeesters) die in het kader van de algemene armenzorg hun opvang op zich namen. De wezen van inwoners, maar ook verlaten kinderen en vondelingen, konden als ‘bestedeling’ bij een particulier worden ondergebracht. Maar op hun tiende werden ze geacht in hun eigen onderhoud te kunnen voorzien, veelal met het vragen om aalmoezen. En aangezien de stadsbesturen dat nu juist wilden tegengaan, was het de wezen uit de speciaal opgerichte weeshuizen streng verboden te gaan bedelen. Ze kregen er te eten, moesten speciale kleding dragen en algemeen onderwijs volgen, afgerond met een vakopleiding. Daardoor konden ze in hun eigen inkomen gaan voorzien. In eerste instantie waren het de wezen van de burgers van de stad die voor plaatsing in dergelijke ‘burgerweeshuizen’ in aanmerking kwamen. Voor de wezen van buiten de stad werden later wel armenweeshuizen (of ‘aalmoezeniersweeshuizen’) opgericht. Sint-Catharijneklooster Ook Medemblik kende een dergelijk weeshuis, ondergebracht in het voormalige Sint-Catharijneklooster. Na de Reformatie vervielen alle kerkelijke eigendommen aan de Staten. Willem van Oranje stemde in 1575 in met het verzoek van het stadsbestuur van Medemblik om het kloostergebouw te benutten voor de zorg aan weeskinderen. Dat werd toen het Gereformeerd Weeshuis. Het Gereformeerd Weeshuis kreeg in 1762 een fraaie bestuurskamer (‘regentenkamer’), waarover Dirk Burger van Schoorl in zijn Cronyk van Medenblik opmerkte: ‘In ’t Jaar 1762 is binnen Medemblik in het oude Weeshuis tot dienst van de Regenten en Regentessen, een nieuwe Kamer gemaakt, waar van de weerga van een Godshuis niet bekend is, dezelve is bekleed met een Behangsel dat uit Duisland is overgebragt. Aan den ingang van dezelve is een Hardsteenen Stoep met twee Yzeren Leuningen, en een royale Hardsteenen Trab met vier treeden: in het plein, voor gemelde trap is een Campas van wit Marmer gelegt, dat cierlyk is opgemaakt’. Huize Levensavond Het weeshuis bleef bestaan tot 1919. In 1923-1925 volgde een verbouwing tot bejaardentehuis dat onder de welluidende naam Huize Levensavond nog vijftig jaar dienst heeft gedaan. De bejaarden vertrokken toen naar een nieuw gebouwd tehuis. Het weeshuis stond leeg totdat zich er een notarismaatschap en een tandartspraktijk vestigden, de laatste zit er nog steeds. Ook de regentenkamer is gebleven. Tegenwoordig valt deze, net als de rest van het weeshuiscomplex, onder de Stichting Hervormd Weeshuis Medemblik. Deze stichting liet in 2009 een restauratie aan de kap en de buitenzijde van het gebouw uitvoeren. Door die werkzaamheden verhuisde de ‘Oudheydtkamer’ van de Oudheidkundige Vereniging Medenblick van de zolder van het voormalige weeshuis naar het naastgelegen poortgebouw, waar de vereniging op de eerste verdieping ook nog over een vergaderruimte beschikt. Het poortgebouw geeft toegang tot de aan het Bagijnhof grenzende binnentuin, waar in de witte achtergevel van het weeshuis een prachtige toegangsdeur in Rococo-stijl te bewonderen is.