Tijdens de Gouden Eeuw kwam Medemblik onstuimig tot bloei. Zo werden er een drietal havens aangelegd en honderden huizen gebouwd. De scheepvaart en de handel in Scandinavisch hout vormden de economische pijlers van deze groei.. Schepen uit Medemblik voeren naar het Oostzeegebied, Zuid- Europa en West- Indië.
In dit pand aan de Kaasmarkt was vanaf 1692 de waag gevestigd. Het gebouw had een belangrijke functie; een waag stimuleerde en faciliteerde de handel. In de waag werd het juiste gewicht van goederen vastgesteld en door de overheid ‘gegarandeerd’. Kooplieden werden verplicht hun goederen aan de waag te laten wegen voordat deze op de markt verkocht konden worden. Uit het stadsarchief blijk dat er een grote variëteit aan producten voorbij kwam: van kaas tot siroop en zelfs kanonnen. De waagmeester was verantwoordelijk voor het wegen en het innen van weeggelden. Een nieuwe waagmeester diende aan het Medemblikker stadsbestuur een ‘eet van getrouwicheijt’ af te leggen. In 1682 werd Eelke van Mercken als waagmeester aangesteld. Zij volgde haar overleden vader op. Dat een vrouw deze functie kreeg, was uitzonderlijk. Volgens notulen van de burgemeesters gebeurde de aanstelling uit compassie en mededogen.